Skip to main content

Jaap

In 1931 was hij er al, in Scheveningen in de wieg gelegd voor een lang en waardenvol leven. Zijn vader vond werk aan wal. De vislucht was er al vlot af, D. koos, na het volgen van een technische opleiding, voor een andere baan op zee. Op werkreizen naar Zuid-Amerika kreeg hij een ruimer wereldbeeld, zag hij dat het elders anders was dan in het benepen Holland, herstellend van de oorlogsjaren. Veel was nog maar net weer ‘knap’ toen in 1953 de Watersnoodramp over het zuidwesten van het land spoelde. Boven Rotterdam hielden ze de voeten net droog.

Hoe dicht waren we tijdens de Cuba crisis, bij een kernoorlog? D. zat bovenop het nieuws, in zwart-wit. Evenals bij de maanlanding, enkele jaren later, op Nederland 2. Inmiddels had hij met zijn grote liefde Joke een hoeksteen in de samenleving gemetseld. Een zoon en een dochter werden geboren. Ze deden mee in de vaart van het Nederlandse volk. Het burgerbestaan werd aangegaan zoals het kwam, in zijn geval met humor en intelligentie.

Het land was volledig verzuild, de wieg kwam van dezelfde timmerman – ‘Puntje P. en Zonen’- als de grafkist. Er was van huis uit geen enkel geloof in gestampt. Ook kwam D. niet uit een rood nest. Ze vielen vanzelf in het vakje van de liberalen, openbare scholing en seculiere sportclubs. En van de AVRO. Kent u het typetje Cor van der Laak, gespeeld door Kees van Kooten, nog? Bekend geworden van de uitspraak: “Hou je d’r buiten Cock.” Cor van der Laak was ‘krities AVRO-lid’, stond net als D. wakker in het leven. Het ‘hou je er buiten’ zou bij Joke niet werken. Joke hield zich nergens buiten, zij was de boei waaraan alle trossen werden vastgemaakt, de kurk waarop alles dreef. Alles deden ze samen.

Zó leerde ik ze kennen. Meneer D., bestierde bij een grote werkgever in de scheepsairconditioning de Afdeling Transport. Hij WAS de Afdeling Transport totdat wegens drukte er een poppetje bijgezet werd. Hij koos op onderbuikgevoel uit tientallen sollicitanten ‘die jongen met dat lange haar.’ Vier jaar later mocht ik hem opvolgen. De hiërarchische verhoudingen verdwenen, vriendschap bleef. We zochten elkaar regelmatig op. Hij was erbij, bij de kleine successen in mijn leven, zoals de opening van mijn muziekwinkel.

Jarenlang hadden schaakavonden een vast ritueel. Om 20:00 de eerste koffieronde, met een gebakje – die ochtend vers gehaald in het dorp. Bij het tweede kopje koffie kwam de koektrommel op tafel. D. ‘klaagde’ goedmoedig als ik bleef snaaien. Rond negen uur scharrelde mevrouw D. naar de keuken.

Twee flesjes Amstel aan weerszijden van een voor mij verloren stelling, blokjes kaas en plakken leverworst als schrale troost. Naast de Koningskamp namen wij elkaar voortdurend ook verbaal op de korrel. Gouden avonden. Toen wij elkaar zo’n 35 jaar kenden zeiden zij enigszins besmuikt (ze hadden het ‘erover gehad’) ‘zeg nu maar Jaap en Joke, hoor’.

Hij is er nog steeds, mijn eerste leidinggevende, mijn oudste vriend. Twee jaar geleden was hij mijn getuige toen ik meisje-mijn trouwde. Joke is een paar jaar daarvoor overleden. Ik heb onpeilbaar diep verdriet gezien bij Jaap.

 

 

 

 

 

 

Leave a Reply